Een artikel van Runner's World Magazine - geschreven door Edward Swier

Franky's Shithole

Hoe Frank Futselaar ervoor zorgde dat Keniaanse toplopers naar de wc kunnen.

Dit is een verhaal over poep en pies. Lachen natuurlijk. Maar, toch vooral een serieuze zaak. Want het zal je maar gebeuren dat je eigenaar van een stukje land bent in Iten, op 2400 meter hoogte in de Keniaanse Riftvallei, en twee keer per week komen er tientallen atleten op jouw grond hun behoefte doen. Dat kon toch eigenlijk niet, vonden de landeigenaar en de atleten, inclusief Frank Futselaar. Die zamelde geld in. Zodat zijn collega-lopers voor de training er eens goed voor kunnen gaan zitten. Op Franky’s shithole. Lachend: ‘Mooi he, dat ze een wc naar je vernoemen. Meer roem kun je toch niet verwerven.’ Frank Futselaar (30) is al een jongen van de grote glimlach. Zo leerde tv-kijkend Nederland hem afgelopen zomer kennen, toen hij vanuit de NOS-studio gloedvol verslag deed van een van de mooiste Nederlandse atletiekprestaties van de afgelopen decennia. Vergeten was zijn eigen leed. Futselaar liep de olympische marathonlimiet, maar was bepaald niet de enige en mocht uiteindelijk niet naar Tokio. Groot was zijn vreugde over de zilveren plak van Abdi Nageeye en diens heldendaad waarmee hij zijn Belgische maatje Bashir Adbi in Tokio richting het podium wist te stuwen. Futselaar jubelde, pinkte en public een traantje weg. Was zichzelf. ‘Je kent de magie van de Olympische Spelen, kent bovendien hun persoonlijke verhalen. En dan ontvouwt het verhaal zich op deze manier. Het was echt, zoals ze dat in het wielrennen noemen koers. Dat mee mogen maken, dat was echt een genot. Vaak is het verslag van een marathon maar saai, terwijl het prachtig is om de kijker écht mee te nemen.’ 

Terug naar de poep en pies. Futselaars wc heeft een lange voorgeschiedenis. In 2016 ging Futselaar voor het eerst naar Iten. De magere sliert uit Westervoort was het jaar ervoor gestopt met voetbal, had voor de atletiek gekozen en zocht – met een tijd van 32 minuten op de 10 kilometer – aansluiting bij de nationale top. Vanzelfsprekend was hij benieuwd naar de sportieve mogelijkheden op hoogte, maar minstens zo belangrijk vond hij toen nog zijn Masterstudie. ‘Als antropoloog wilde ik in Iten onderzoek doen, mij onderdompelen in de lokale cultuur en onderzoeken waarom de mensen daar doen zoals ze de dingen doen. Een antropoloog probeert alles wat normaal is te vervreemden en alles wat vreemd is als normaal te zien. Ik wilde onderzoeken hoe het burgerschap van een atleet in Kenia eruit zag, het complete beeld krijgen. Geeft het lopen status, verdien je er geld mee, kan je er een positie in de maatschappij mee verwerven? Maar ook: wat er gebeurt er na je carrière, wat gebeurt er als je succesvol bent of juist wanneer je faalt?’ Ondertussen trainde hij mee met de lopers aldaar. Dat betekende op dinsdag aanhaken bij de beroemde, zeg maar gerust beruchte fartlek. Het programma? Twintig keer een minuut voluit en tussendoor telkens een minuut rust. ‘Een prachtig ritueel, waar heel het dorp aan meedoet. Op dinsdag sta je soms met wel driehonderd man bij het vertrek. Dat is echt indrukwekkend. En ongelooflijk vermoeiend. Want het gaat ‘van start tot finish’ voluit. En je wilt niet bij de afvallers behoren. De wet van de massa geldt. Er is een zwaar programma, te zwaar feitelijk. Van de honderd man die eraan beginnen zijn er altijd wel drie of vier die het overleven. Die zie je dan later terug in Europa. Op de marathon, bij andere wedstrijden. De rest raakt geblesseerd, haakt af, daar hoor je nooit meer wat van. De duurzaamheid van een Keniaanse atletiek carrière is vaak heel erg beperkt. Al moet ik zeggen dat er wel wat aan het veranderen is. Veel is nog rauw en authentiek. Maar steeds meer wegen zijn, door de Chinezen, geasfalteerd. En het gaat nu niet altijd alleen nog maar voluit, er zijn trainingsschema’s. Kennis over coaching, gezondheid, voeding; het vindt intussen allemaal zijn weg. Er lopen steeds meer lopers met een klokje, hoewel de meesten liever het gevoel nog steeds leidend laten zijn.’

Kruispunt

 

Tijdens een van die dinsdagen ontdekte Futselaar dat er iets speelde. ‘We verzamelden altijd bij een groot kruispunt. Daar wachtte je tot de rest er was, zittend op de vangrail. Velen zijn zenuwachtig voor die specifieke training. Ze voelen spanning en moeten dan nog even naar de toilet, voor een kleine of grote boodschap. Bij dat kruispunt ligt een aantal shamba’s, tuinen van aanwonenden. Daar deed iedereen het in de bosjes. Een heel ding, zeker voor de vrouwen. Er is daar nog een taboe op, schaamte. Als vrouw doe je niet zomaar je broek naar beneden. Veel vrouwen voelden zich er onveilig bij, kwamen niet meer naar de trainingen.’ De buurt begon te protesteren tegen de sanitaire stops. ‘Ze dreigden met maatregelen, men zou daar niet meer mogen starten. Een van de atleten opperde dat we geld moesten gaan inzamelen, om een écht toilet te bouwen.’ Futselaar wilde zijn steentje bijdragen. ‘Ik liep al die tijd met plezier mee, vond dat ik me er ook voor moest inspannen.’ Hij haakte aan bij een klein groepje, maakte een voorzichtige eerste begroting. ‘Er bleek al eens, in een eerder stadium, geld ingezameld. Maar dat was allemaal verdwenen. Oké, er was wel een begin gemaakt, maar nadat het gat gegraven was – in Iten maken ze het gat zo diep dat de ontlasting als vanzelf in de grond verdwijnt, een riolering kennen ze niet – was de inzamelaar met de noorderzon vertrokken. Het project was nooit afgerond.’ 

Futselaar wilde graag dat het project nu wel succes had. Hij zamelde op vaste dagen, zittend op een plastic tuinstoel, van twee tot vier ’s middags geld in bij het lokale tankstation. ‘Ik had wel zo mijn bedenkingen. Als antropoloog weet ik als geen ander hoe het werkt. Aan de ene kant wilde ik dolgraag helpen, aan de andere kant wilde ik niet de Mzungu, de witte man, zijn die kwam vertellen hoe het moest. Ik ben me daar altijd heel bewust van, wil op gelijke voet leven. Dus heb ik heel duidelijk gecommuniceerd dat ik hielp, dat drie plaatselijke atleten het project droegen. Dat het niet iets van mij was, maar van ons allemaal. En dat ik ook niet zomaar 2500 of 3000 euro heb om zoiets even te regelen.’ Het leverde hem waardevolle gesprekken op. ‘Ik heb hele avonden met bevriende atleten gepraat over welvaart. Dat die niks te maken heeft met je huidskleur. En dat welvaart ook niks zegt over wat je op je bankrekening hebt staan. Als je een goede mentale gezondheid hebt, ben je net zo goed welvarend, misschien wel welvarender dan iemand met veel geld. Dat zijn de gesprekken waar ik van houd.’ Hoe dan ook, het liep niet direct storm met donaties. Futselaar schoot aanvankelijk wat kosten voor, zette een aannemer aan het werk. Maar er was nog altijd een gat in de begroting. ‘Tot ik, op een dag, het idee op mijn social media deelde. Toen had ik binnen 24 uur de ontbrekende 1500 euro binnen.’ 

Daarna ging het vlot. Het gat werd dieper dan diep, de muren steen voor steen gemetseld. En er kwam een aparte ingang voor mannen en vrouwen. Futselaar keerde dit voorjaar, nog voor de bouw was afgerond, terug naar Nederland. Hij regelde nog wel een kunstenaar die een muurtekening – van een groep hardlopers – zou maken, maar het resultaat zag hij alleen online. ‘Ik volgde de vorderingen van een afstandje, kreeg appjes en mailtjes met foto’s. Ik kan niet wachten om het in het echt te zien, de planning is dat ik in februari of maart die kant weer op ga. Maar ik ben nu al trots dat het ons gelukt is. En dat het echt mooi is geworden. Een Deens trainingsmaatje, Magnus Dewett, stuurde pas nog een berichtje: The toilets are sick. All done. Nice wall art. I wanna poop there so bad when they’re open.’ Het toiletgebouw is alleen open op de dagen dat er gelopen wordt. De eigenaar van het stukje land heeft een sleutel, net als een van de atleten. Bij toerbeurt zorgt een van de lopers voor de schoonmaak ervan, na de training. Futselaar kan niet wachten op het moment dat hij zelf gebruik kan maken van Franky’s shithole. ‘Iten is toch wel een beetje mijn tweede huis geworden. Ik heb er vrienden. Kan elke avond bij iemand anders gaan eten. En ik kan nu zelf dus op dinsdagmorgen ook gewoon naar de wc.’ 

Inmiddels is hij een andere atleet dan in 2016, en gaat hij ook primair om te trainen richting Kenia. Het groentje van toen oogst inmiddels respect van de collega-lopers, ook van de Kenianen die hem er bij de fartlek aflopen. ‘Ze hebben daar toch in hun hoofd zitten dat de witte man sowieso langzamer is. Maar als ik dan mijn pr’s vertel, kan zeggen dat ik de olympische limiet op de marathon heb gelopen en begin 2021 in Dresden nog 1.02.46 op de halve liep, voel ik toch respect. Dan is het van: Mzungu, very good time.’ 

Dat voelt goed, stimuleert om hier in de kou de training weer op te pakken en naar een nieuwe marathon (zie kader) toe te werken. ‘En ondertussen kijk ik, ik zal het niet ontkennen, toch stiekem een beetje verder. Ik denk erover na om dit project verder uit te bouwen. Hardlopen is prachtig, maar sociale impact hebben is minstens zo mooi. Dat maakt mijn motivatie om er te gaan trainen nog veel groter.’

‘Voor mij heeft elke marathon een verhaal’ 

Ben je eigenlijk nog wel marathonloper? Die toch wat impertinente vraag kreeg Frank Futselaar de laatste tijd net even wat te vaak. ‘Ik kan het wel begrijpen hoor, mensen gaan toch twijfelen als je een paar marathons achter elkaar niet uitloopt. Voor mij heeft elke marathon een verhaal. Ik twijfel er zelf niet over. Mijn plan richting de Olympische Spelen in Parijs ligt klaar. Qua trainingsopbouw en leeftijd is het een ideaal moment, ik ben in 2024 dan 33. Daar wil ik op mijn best zijn.’ Zijn laatste marathons liepen allemaal op een mislukking uit, hij wil er niet omheen draaien. Dit najaar nog in Amsterdam moest hij uitstappen. De week ervoor was hij ziek. ‘Het was het passend einde van een klotejaar vol klotepech eigenlijk.’ 

In 2019 en 2020 was alles nog anders. In zijn debuutjaar op de marathon liep hij eerst in Düsseldorf 2.16 en daarna nog eens 2.14 in Amsterdam. En 2020 werd nog mooier. Op 6 december 2020 noteerde hij in Valencia precies de olympische marathonlimiet. Zijn duik over de streep liet de klok op 2.11.30 stilstaan. Tokio zou hij echter nooit zien, omdat naast hem nog eens vier atleten onder de limiet doken en er slechts drie naar de Spelen mochten. 

‘Het was toen zaak nog een marathon te lopen én tactische keuzes te maken. Risico’s te nemen.’ Die pakten verkeerd uit. ‘Aanvankelijk werd er, vanwege corona natuurlijk, niks georganiseerd. Uiteindelijk kwam daar Hamburg. Die wedstrijd werd een week ervoor gecanceld. Op diezelfde dag was Siena. We hebben toen als de wiedeweerga alles in Italië geregeld. Ondertussen werd duidelijk dat ook Enschede zou worden gehouden. Toch koos ik voor Siena. Het zou daar beter weer zijn, schatte ik zo in. Maar dat viel tegen. Het was slecht weer en ik kreeg, zoals me oktober 2020 in Londen tijdens beestenweer ook al eens was overkomen, kramp. Daarom ben ik uitgestapt. Een tactische keuze, zodat ik misschien nog wat in Enschede kon proberen. Helaas, ik bleek te vermoeid. Volle bak gaan, dat zat er gewoon niet in.” 

Een ultieme poging in Oostenrijk, op een afgesloten snelweg in de buurt van Graz, mislukte eveneens. ‘Daar was het weer zo mogelijk nog slechter dan in Londen. Uiteindelijk ben ik blij dat ik daar ben uitgestapt. Ik zag collega-lopers afgevoerd worden met de ambulance, sommigen kampen nu nog met blessures. Tuurlijk, ik miste de Spelen, maar het gaat erom dat je voor de lange termijn de juiste keuzes maken. Juist dat maakt ook dat ik mijn plan richting Parijs nu klaar heb. De komende tijd focus ik me op wat kortere afstanden. Mogelijk dat ik in het voorjaar weer een marathon inplan, maar het kan ook in het najaar of 2023 zijn.’

Fotografie Enock Kiprop
Runner's World Magazine

Deel dit artikel